Ivan Boszormenyi-Nagy en de kracht van contextuele therapie
Wie was Nagy?
Ivan Boszormenyi-Nagy (1920-2007) was een Hongaars-Amerikaanse psychiater en psychotherapeut, vooral bekend als grondlegger van de contextuele therapie. Zijn werk ontstond in de jaren ’60 en ’70, in een tijd waarin de systeemtherapie opkwam. Wat Nagy toevoegde aan dat denken, was het besef dat we mensen niet alleen kunnen begrijpen als individu of als deel van een systeem, maar dat we ook hun morele verbondenheid met anderen moeten meenemen.
Wat is contextuele therapie?
Contextuele therapie richt zich op de relaties tussen generaties: ouders en kinderen, broers en zussen, partners. Maar het bijzondere is dat Nagy niet alleen keek naar wat er gebeurd is — trauma’s, pijn, onrecht — maar juist ook naar de balans van geven en ontvangen. In elke relatie is er volgens hem een boekhouding, een soort innerlijke balans van loyaliteit, zorg, schuld en rechtvaardigheid.
Nagy introduceerde begrippen zoals:
- Loyaliteit: de diepe verbondenheid tussen familieleden, vaak onzichtbaar en onbewust.
- Parentificatie: wanneer een kind zorgt voor de ouder in plaats van andersom.
- Destructieve rechtvaardiging: wanneer iemand destructief gedrag “rechtvaardigt” vanwege geleden onrecht.
- Genereuze gerechtigheid: het herstellen van relaties door meer te geven dan je ontvangen hebt.
Waarom is zijn werk nog steeds relevant?
In mijn praktijk merk ik dat veel mensen vastlopen in patronen die teruggaan naar hun gezin van herkomst. Ze weten het vaak rationeel wel — “mijn vader was afwezig”, of “ik moest als kind al zorgen voor mijn moeder” — maar het werkelijk doorvoelen en betekenis geven aan die ervaringen, vraagt om een dieper proces.
Contextuele therapie biedt daarvoor handvatten. Het gaat niet om schuld of oordeel, maar om herstel van verbinding. En dat begint met erkenning. Erkenning van het onrecht dat je hebt ervaren, maar óók van wat je hebt ontvangen, zelfs als dat weinig leek.
Mijn werkwijze
Wat ik heb meegenomen uit Nagy’s werk, is het belang van meerzijdige partijdigheid: ik kies geen partij voor de één of de ander, maar probeer ieder perspectief recht te doen. Zelfs als ik maar één persoon spreek, breng ik de stem van de ander mee in de kamer. “Wat zou je moeder hierover zeggen?”, vraag ik dan. Of: “Wat deed het met jou dat je altijd voor je broer moest zorgen?”
Door die stemmen serieus te nemen, ontstaat er ruimte voor heling. Niet omdat het verleden verandert, maar omdat de manier waarop je ermee leeft verandert.
Tot slot
Nagy’s gedachtengoed raakt aan iets heel menselijks: het verlangen om gezien te worden, om recht gedaan te worden, om in balans te zijn met de ander. In een wereld die vaak gericht is op individueel succes en zelfredzaamheid, brengt zijn werk ons terug naar waar het werkelijk om gaat: verbondenheid.
Wil je meer weten over contextuele begeleiding in mijn praktijk? Neem gerust contact met me op. Ik denk graag met je mee.